Reportage: "Beter en goedkoper melken met goed ruwvoer"

Johan Blom en Lisanne Brasser hebben de afgelopen jaren samen met de specialisten van ForFarmers verbeteringen in het ruwvoermanagement doorgevoerd. Daardoor krijgen de kieskeurige geiten het beste voer voorgeschoteld, wat terug is te zien in de productie en de voerkosten.

Kennis
Geiten
Blom in line image 1

Om te zeggen dat Johan Blom en Lisanne Brasser ambitieuze geitenhouders zijn, is eigenlijk nog een understatement. Als team werken ze dagelijks met passie tussen de 2.700 melkgeiten op twee locaties en bedenken continu hoe dingen beter kunnen.

Momenteel krijgen vooral de werkzaamheden buiten de stal veel aandacht, namelijk rondom de ruwvoerwinning. Het belang van goed ruwvoer staat de laatste jaren nog hoger op de prioriteitenlijst. Volledig terecht, aldus Ron Vennix, ruwvoerspecialist bij ForFarmers. “Een geit is zó kieskeurig. Een koe eet een beetje minder van voer dat niet smakelijk is. Een geit eet helemaal niet meer.”

Volop aandacht voor het rantsoen

Mede om die reden krijgt de voeding van de geiten volop aandacht. De geitenhouders voeren een gemengd rantsoen met onder andere gras, snijmais (niet jaarrond), hooi, bietenpulp, raapzaadschroot en meerdere voeders uit het Capri-voerpakket voor melkgeiten. De gemiddelde opname is ruim 2,6 kilo drogestof per dier per dag. Juist met opname van veel en goed ruwvoer kunnen de geitenhouders de voerkosten in de hand houden. Hierdoor is het aantal kilo's mengvoer gedaald naar 44,8 kg per 100 kg melk. Daarbij is de productie zelfs nog iets gestegen. Ron: “Uiteindelijk gaat het om het optimaal benutten van het eigen geteelde voer.”

Kwaliteit grasmat

Veel en goed ruwvoer begint bij een gezonde, hoogproductieve grasmat. Bij de vernieuwing van de zode, gemiddeld om de vijf jaar, kiezen de ondernemers voor smakelijke mengsels die goed uitstoelen. Daarbij besparen ze niet op kilo’s graszaad. Het voorkomen van open plekken heeft volgens Johan prioriteit: dat voorkomt onkruid in de zode en grond in het voer. De laatste jaren zaaien ze daarom de TopGrass Smakelijk. De geitenhouders vinden het ook belangrijk om goed zicht te houden op de kwaliteit van de grasmat. “We lopen meerdere keren per jaar met Ron door de percelen heen en kijken welke bewerking nodig is.”

Om de eigen geitenmest beter te benutten is afgelopen winter 15 tot 20 kuub gecomposteerde mest op het gras uitgereden. Johan: “Het is de eerste keer dat we dit doen, we kijken hoe het gaat.” Naast het dichtmaken van de eigen kringloop is geitenmest een mooie bron van organische stof en draagt het bij aan een betere structuur van de grond. Ron: “Vanwege de afnemende bemestingsnormen is een ‘zelfredzame’ grond steeds belangrijker. Voor de volgende snedes wordt nog drijfmest en kunstmest gebruikt; in goed overleg met Johan en Lisanne werk ik de voer- en bemestingsstrategie voor dit jaar verder uit.”

Actuele bodemmonsters geven alvast inzicht in de werkelijke toestand van de grond en wat nodig is voor optimale grasgroei. ForFarmers heeft sinds kort een nieuwe tool om dat te monitoren: Terrascoop. Met data van kuilen en bodemanalyses zijn interessante verbanden te leggen en verbeteringen in beeld te brengen.

Juiste moment oogsten

Naast aandacht voor de teelt is de oogst bepalend voor de kwaliteit in de kuil. Om niet afhankelijk te zijn van de loonwerker is vorig jaar een opraapwagen aangeschaft. Daarmee hebben ze de hele graswinning in eigen hand. Lisanne: “We kunnen op het juiste moment maaien en het gras binnenhalen. En tijdens de oogst inspelen op de weersomstandigheden.” Stel dat de ondergrond niet voldoende draagvlak heeft, dan is het ook een optie om met halve wagens te rijden. “En mocht het een keer nodig zijn, dan kunnen we altijd nog de loonwerker inschakelen.” Een bijkomend voordeel van zelf inkuilen is dat het gras in een lager tempo bij de kuil komt, zodat er meer tijd is om het product goed aan te rijden.

Om de kwaliteit te borgen wordt standaard via de opraapwagen het inkuilmiddel SiloSolve FC toegevoegd. Dat bevordert de conservering en stabiliteit van de kuil waardoor Inkuilverliezen dalen. Gemiddeld is dat met 30%, blijkt uit onderzoek. De algemene denkwijze over inkuilmiddelen is volgens Ron aan het veranderen. “Het is niet bedoeld om van een kuil met een cijfer 3 een 7 te maken. Maar een 9 moet wel een 9 blijven, zoals hier op het bedrijf.” Kortom: inkuilverliezen en broei worden beperkt wat ten goede komt aan de voederwaarde, smakelijkheid en voeropname. De gemiddelde kuilmonsters van 2022 spreken wat dat betreft boekdelen: Ze bevatten 934 VEM per kilo drogestof tegenover 860 het jaar ervoor (zie tabel). Ook het gehalte aan melkzuur en de conserveringsindex liggen respectievelijk 16 gram en 13 punten hoger.

Veel meer melkzuur

Uiteindelijk belandt het ruwvoer in de sleufsilo's achterop het erf van de thuislocatie. De grote voeropslagen zien er keurig uit: goed afgedekt, duidelijk met voldoende druk aangereden, strak afgesneden en nergens los voer.

Nieuwe teelten

Samen met Ron blijven Johan en Lisanne werken aan verbetering van het ruwvoermanagement. Daarbij wordt ook vooruitgekeken naar de impact van het nieuwe GLB en de lagere bemestingsnormen. “Mogelijk komen nieuwe teelten zoals luzerne of sorghum in beeld, dat moeten we bekijken.” Ook is klaver door het grasland een interessante optie.

Verder hebben de ondernemers de ambitie om het aangekochte voer van wat dichterbij te halen. Door de hoge gronddruk komt er weinig grond vrij in de buurt maar ze houden ogen en oren open. Alles is erop gericht om de productie maar zeker ook de kwaliteit van het ruwvoer op peil te houden.