Bij de meeste schapenhouders is de aflammerperiode in volle gang. Pasgeboren lammeren zijn afhankelijk van de moedereigenschappen van de ooi en de juiste zorg van de schapenhouder. Goed management zorgt voor een goed bedrijfssaldo: zoveel mogelijk gezonde en goede lammeren afleveren. Schapenspecialist Bert van Cleef legt uit waar u op moet letten.
Goede voeding aan het eind van de dracht is heel belangrijk. Schapen die aan het eind van de dracht voldoende eiwit en energie hebben gehad hebben een betere biestkwaliteit dan een ooien die uit de wei komen en enkel gras hebben gevreten.
Zorg dat het lam binnen 2 uur na de geboorte 5% van het lichaamsgewicht aan biest opheeft. Na verloop van tijd wordt de benutting van biest steeds minder, de doorlaatbaarheid van de darmwand en de kwaliteit van de biest nemen binnen een dag fors af. Focus daarom op de drie V’s: Vlug, Veel en Vaak.
Fleslammeren zijn de zorgenkinderen van de stal. Ze hebben een mindere start dan lammeren die bij de moeder lopen. Verwen deze dieren daarom extra. Met de juist zorg worden ook fleslammeren gezonde, sterke en goedverkoopbare dieren.
Voeding
Voldoende biest is extra belangrijk voor fleslammeren. Zorg daarna voor goede kunstmelk. Hygiënische en secuur werken is heel belangrijk. Weeg de hoeveelheid melkpoeder elke keer goed af en kalibreer de drinkautomaat wekelijks. Controleer of de melk goed is opgelost en helder van samenstelling is. Gebruik niet te warm water en zorg dat de temperatuur altijd hetzelfde is: dus of altijd warm of altijd koud.
Lees hier meer over het assortiment kunstmelk voor lammeren>
Huisvestiging
Ook de huisvesting van fleslammeren moet aan extra eisen voldoen: tochtvrij, schoon en niet vochtig. Zet niet te veel lammeren in een hok: maximaal 7 lammeren de eerste week, daarna niet meer dan 15 lammeren per hok. Zet de leeftijdsgenoten bij elkaar.