Wanneer het grasland nog 60 - 80% goede grassen bevat en de bodem een juiste structuur bevat en geen verdichtingen laat zien is het voorjaar een uitstekend moment om uw grasland door te zaaien. Bij minder dan 60% goede grassen dient u uw grasland te vernieuwen, bij meer dan 80% goede grassen heeft het gras voldoende herstellingsvermogen.
Voor het goed slagen van doorzaai is het belangrijk dat het bestaande gras kort wordt gemaaid. Hierdoor duurt het langer voordat hergroei van het bestaande gras begint en wordt de concurrentiekracht t.o.v. het nieuwe grasplantje verlaagd. Bovendien verhoogt u de kans dat het nieuwe zaad goed contact maakt met de bodem.
In het vroege voorjaar ontwikkelen zich op de open plekken vooral muur, herderstasje, paardenbloem, ooievaarsbek en boterbloem; onkruiden die u vast herkent als ze in de bloei zijn. Maar als ze nog niet bloeien, zijn ze lastiger te ontdekken. Duidelijk is dat de bezetting van onkruiden invloed heeft op de ruimte voor goed presterende grassen en het nieuw ingezaaide grassen. Dit gaat direct ten koste van het succes van doorzaaien, en uiteindelijk van de ruwvoeropbrengst en de kwaliteit van het ruwvoer. Alle reden om op te treden tegen onkruiden alvorens wordt doorgezaaid, een chemische bestrijding is het meest effectief.
Verwijder vóór het doorzaaien ruwbeemd en dood gras met een graslandeg. Met deze eg wordt de grasmat flink opengetrokken en worden de ondiep wortelende onkruidgrassen als ruwbeemd en straatgras eenvoudig uit de grond getrokken en onschadelijk gemaakt. Tegelijkertijd kamt u zo de dode grassen uit en worden onkruiden verwijderd. Kies voor een ‘straffe’ grasland-eg boven de wiedeg.
Is de onkruiddruk hoog en de zode hol wacht dan niet tot het najaar maar grijp voor de eerste snede in. Tussen de snedes doorzaaien is minder effectief en ligt de slagingskans lager. Februari / maart is een uitstekend moment om de graslanden te hertellen waardoor er in het zelfde seizoen meer ruwvoer gewonnen kan worden. Voorwaarde is wel dat de grond voldoende vochtig is, anders heeft doorzaaien geen zin.
Gegarandeerde opkomst is de belangrijkste eigenschap van een goed doorzaai grasmengsel. TopGrass doorzaai bevat 70% tetraploïd en 30 % diploïd Engels raaigras. Topgrass doorzaai bevat rassen met de hoogste score voor beginontwikkeling. Bovendien zijn tetra’s gemiddeld iets roestresistenter en wat smakelijker. Diplo’s zijn daarentegen iets trager in de beginontwikkeling, maar wel sterker. Ze hebben een beter gesloten zode en scoren gemiddeld beter voor langleefbaarheid.
Indien de mechanisatie het graszaad kan inwerken, zaai dan op een diepte van twee keer de zaadlengte, meestal is dit 12 tot 15 mm diep. Zorg voor een zo goed mogelijk contact tussen de zaden en de grond; rol desgewenst na met een Cambrigde-rol en zorg bij het gebruik van een schijvendoorzaaimachine ervoor dat de sneden zo veel mogelijk sluiten.
Geef de jonge kiemplantjes 2-3 weken na doorzaaien de kans om op te komen, dit kan door te beweiden of een lichte maaisnede. Hierdoor krijgen kiemplantjes meer licht, de uitstoeling van het gras wordt bevorderd. Het jonge gras kan hierdoor bovendien beter concurreren met de oudere grassen. Stel een drijfmest gift uit, dit beschadigd de zode en de jonge grasplant.