Waar ben je naar op zoek?
Nieuws, kennis en advies

Diarree en streptokokken bij biggen: wat kun je ertegen doen?

Diverse ziekteverwekkers bedreigen de gezondheid van biggen. Met strikte hygiënemaatregelen, de juiste voeding en voertoepassing en management voorkom je al veel problemen. In dit artikel zoomen we in op E. coli en streptokokken; twee veroorzakers van de meest voorkomende gezondheidsproblemen – diarree en hersenaandoeningen – bij biggen.

We weten dat hygiënisch werken volgens vaste protocollen en gerichte inzet van de juiste voeders enorm bijdraagt aan het behalen van goede technische resultaten en het opfokken van kwaliteitsbiggen. Maar wat nu als diarree of hersenaandoeningen bij jouw biggen een probleem vormen? Hoe kom je er dan zo snel mogelijk vanaf?  

In dit artikel behandelen we de volgende onderwerpen:

E. coli-infectie

Streptokokken

Wil je weten hoe je de gezondheidsstatus op jouw bedrijf kunt verbeteren? Vraag dan vrijblijvend advies aan het VIDA-team van ForFarmers.

 

Vrijblijvend advies gezondheidsaanpak

Gezonde biggen

Oorzaak en risicofactoren van E. coli-infectie bij biggen

De Escherichia colibacterie – kortweg E. coli – is een normale bewoner van de dikke darm van de big. Er zijn veel verschillende typen van E. coli. De meeste typen veroorzaken geen problemen, maar sommigen zijn ziekmakend.

In een gezonde, dunne darm zitten slechts enkele colibacteriën, die bovendien nauwelijks aan de darmwand kunnen hechten. Wanneer echter de microflora verstoord raakt, rukken de ziekmakende colibacteriën op van de dikke naar de dunne darm. Daar hechten ze zich vast aan de darmcellen, veroorzaken een infectie en produceren gifstoffen die de darmwand beschadigen.

Afhankelijk van het type E. coli veroorzaakt dit geboortediarree, speendiarree of oedeemziekte (slingerziekte) bij biggen.

Factoren die het risico vergroten

Er is een aantal factoren die het risico op een E. coli-infectie vergroten:

  • Grote tomen, te weinig biest opname
    Bij grote tomen bestaat de kans dat sommige biggen te weinig biest binnen krijgen. In de biest zitten afweerstoffen van de moeder die de big beschermen tegen ziekteverwekkers. Als de pasgeboren big te weinig biest krijgt, of biest die onvoldoende afweerstoffen bevat (dat is bij gelten soms het geval), neemt het risico op geboortediarree toe.
  • Lage voeropname voor spenen
    Als de big vóór spenen onvoldoende vast voer heeft opgenomen is de vertering van de big nog niet ingesteld op grote hoeveelheden plantaardig materiaal. Ziekteverwekkers krijgen zo meer kans om zich te hechten aan de darmwand en veroorzaken speendiarree.
  • Stress bij spenen
    Door stress (verplaatsing, mengen van tomen, andere voerbakken, wegvallen melk en zeug) kan de microflora van de big verstoord raken, waardoor ziekteverwekkers vrij spel krijgen.
  • Onregelmatige of te hoge voederopname na het spenen
    Als een big ineens te veel voer opneemt, wordt dit niet volledig verteerd en komen er voerresten in de dikke darm. Bacteriën groeien daarop.
  • Hoge maag pH
    Bij een te hoge maag-pH worden bacteriën onvoldoende gedood en werken enzymen voor de vertering minder goed.
  • Andere infecties
    Andere infecties verzwakken de weerstand van de big, waardoor E. coli makkelijker op kan spelen.

Hoe herken je een E. coli-infectie bij biggen?

De gevolgen van een E. coli-infectie zijn afhankelijk van het type E. coli. Zo herken je een coli-infectie:

Geboortediarree of speendiarree

Sommige typen veroorzaken geboortediarree bij de pasgeboren biggen of speendiarree in de eerste weken na spenen. De E. colibacteriën hechten zich aan de darmcellen en produceren bepaalde toxinen (gifstoffen). Door deze gifstoffen raakt de darmwand beschadigd en neemt het voedingsstoffen minder goed op.

De toxinen zorgen ervoor dat de darmcellen veel water uitscheiden met dunne mest als gevolg. De diarree is grijs-wit, geel of groenig van kleur en erg waterig. Vaak zijn er in de biggenafdeling kenmerkende ‘strepen’ van diarree op de muur te zien.

Doordat de big minder voedingstoffen opneemt en veel water uitscheidt, verliest hij gewicht en droogt hij uit (o.a. te zien aan diepliggende ogen). In het ergste geval leidt dit tot uitval. Gedegen onderzoek kan uitwijzen of je daadwerkelijk met geboortediarree of speendiarree als gevolg van een E. coli-infectie te maken hebt (zie kader met dierenarts Pieter van Rengen).

onderzoek big

Oedeemziekte of slingerziekte

Andere typen E. coli veroorzaken oedeemziekte, ook wel slingerziekte genoemd. Deze E. coli’s maken speciale toxinen die in de bloedbaan van de big terecht komen en zich door het hele lichaam verspreiden. Ze beschadigen de bloedvaatwanden waardoor er vocht uit de bloedvaten kan treden.

Als dit op grote schaal gebeurt, ontstaan er vochtophopingen. Deze vochtophopingen kunnen optreden in de darm, onder de huid op de kop en de oogleden, het strottenhoofd, de maag en de hersenen.

De eerste verschijnselen treden meestal op tussen 10 dagen tot 2 weken na spenen. Biggen zijn suf, lopen slingerend door het hok of blijven platliggen en maken fietsbewegingen met de poten. Als je een big oppakt kunnen zij een typisch hoog hees krijsend geluid maken en ook zwelling van de oogleden is een duidelijk verschijnsel.

Tips om speendiarree en oedeemziekte te voorkomen of verminderen

Om het risico op een E. coli-infectie te verkleinen is het natuurlijk belangrijk om stap 1 tot en met 6 van het VIDA 6-stappenplan goed uit te voeren. VIDA-nutritionist Bram van den Oever licht een aantal maatregelen eruit.

1

Tip 1: Zorg dat alle biggen voldoende biest opnemen

“Sluit bij grote tomen een aantal biggen twee à drie uur op in het biggennest, zodat de andere biggen kunnen drinken. Wissel daarna de biggen om. Lees ook deze tips voor goed biestmanagement”, adviseert Bram.

2

Tip 2: Stimuleer de voeropname voor spenen.

“Geef VIDA Milk direct na geboorte en start met een Prestarter vanaf 1 tot 3 weken na geboorte. Door het voeren van een Prestarter komt de enzymproductie van de big beter op gang. Kijk hier voor meer tips rondom het leren eten en trainen van de darmen van de big.”

3

Tip 3: Voorkom voeroverschakelingen rondom spenen.

“Start minimaal een week vóór spenen al met het speenvoer en voer dit – afhankelijk van de bedrijfssituatie – door tot één à twee weken na spenen”, zegt de nutritionist. “De Optima Speen zorgt voor een optimale vertering rondom spenen, met behoud van een goede voeropname. Dit komt door de combinatie van smakelijke componenten en grondstoffen die de darmgezondheid verbeteren. Optima Speen vermindert de kans op diarree enorm, waardoor de uitval sterk daalt.”

4

Tip 4: Creëer optimale omstandigheden rondom spenen

“Denk aan schone, droge hokken bij opleg, een aangenaam klimaat en direct vers voer en schoon water tot de beschikking van de biggen. Hoe je de optimale speenomstandigheden creëert lees je hier.”

5

Tip 5: Zorg voor een geleidelijke voeropname

“Als de voeropname te hoog is of met horten en stoten toeneemt, bestaat de kans dat de big het voer niet goed genoeg verteert en er onverteerd voer in de darmen achterblijft”, legt Bram uit. “Het aantal E. colibacteriën kan dan snel toenemen. Door het aandeel specifieke vezels te verhogen en het aandeel opname stimulerende grondstoffen te verlagen, wordt de voeropname gelijkmatiger. Door het aandeel ruw eiwit in het voer te verlagen of de verteerbaarheid te verhogen neemt ook het risico op onverteerd eiwit (een voedingsbron voor colibacteriën) in de darm af. Ook overschakelen van korrel naar kruim zorgt voor een geleidelijke voeropname.”

Bram van den Oever, VIDA-nutritionist ForFarmers

Bram van den Oever
Door het aandeel ruw eiwit in het voer te verlagen of de verteerbaarheid te verhogen neemt het risico op onverteerd eiwit in de darm af.
6

Tip 6: Ondersteun de maagdarmgezondheid met aangezuurd water

“De pH in de maag van de big moet voldoende laag zijn voor een optimale werking van enzymen.”

7

Tip 7: Bespreek met de dierenarts de mogelijkheden van vaccinaties

“Belangrijk is om eerst een juiste diagnose te stellen van het type E. coli dat de problemen veroorzaakt”, vindt de VIDA-nutritionist. “Met een swab of autopsie is dit vast te stellen. De keuze van het vaccin hangt af van het type E. coli. Bespreek de opties van onderzoek en/of vaccinatie met de dierenarts.”

Hoe herken je een infectie met streptokokken? 

Big met gewrichtsontsteking
Big met gewrichtsontsteking

Een infectie met de streptokokkenbacterie is ook een veel voorkomend gezondheidsprobleem bij biggen. Er zijn wel meer dan 35 verschillende typen streptokokken suis (suis betekent ‘varken’) bekend. Slechts 3 tot 5% veroorzaakt ziekteverschijnselen. Toch wordt maar liefst 30% van de uitval na spenen veroorzaakt door streptokokken suis.

Streptokokken kunnen in allerlei organen ziekteverschijnselen veroorzaken. De bekendste zijn hersenvliesontstekingen en gewrichtsontstekingen. Gespeende biggen kunnen plotseling dood in het hok liggen.

In het beginstadium van hersenvliesontsteking (meningitis) ligt de big trillend op de buik en maakt snelle, zijwaartse bewegingen van de ogen. Als de hersenvliesontsteking al verder gevorderd is, ligt de big op zijn zij en maakt fietsbewegingen. Rond de bek treedt schuimvorming op.

Gewrichtsontstekingen is te zien aan de dikke, pijnlijke gewichten en kreupele biggen. Maar de bacterie kan ook bloedvergiftiging (met plotselinge sterfte), longontsteking, hartklepontsteking, overige ontstekingen en abortus veroorzaken.

Welke risicofactoren spelen een rol bij streptokokkeninfecties?

Streptokokken zitten overal in de omgeving van het dier. Biggen raken direct na geboorte met de bacterie besmet. Krijgt de big voldoende biest, heeft het een normale weerstand en zijn de hygiënische omstandigheden goed? Dan veroorzaken streptokokken doorgaans geen problemen. Is de weerstand echter verlaagd of de infectiedruk hoog, dan steekt het de kop op.

De bacterie bevindt zich in de voorste luchtwegen (neus, keel), in het maagdarmkanaal en geboortekanaal van de zeug. Een infectie start met kolonisatie van bacteriën in de neusholte van de big, waarna de bacteriën het lichaam binnendringen en zich via de bloedbaan verspreiden naar andere organen. Overdracht van streptokokken gebeurt met name via neus-neus contact. Streptokokken is een zoönose en kan dus ook van dier op mens overgaan. Zo’n 3 op de 100.000 personen is geïnfecteerd. Er is een aantal risicofactoren te benoemen die een rol spelen in de activiteit en verspreiding van streptokokken.

  • Te weinig biestopname
    De big krijgt onvoldoende afweer via de moeder mee.
  • Mengen van verschillende tomen
    Biggen overleggen in het kraamhok of tomen mengen bij opleg na spenen. Biggen uit verschillende tomen infecteren elkaar.
  • Verminderde maagbarrièrefunctie
    De pH in de maag is niet laag genoeg om bacteriën te doden.
  • ‘Lekkende darm’
    De cellen van de darmwand raken geïnfecteerd met streptokokken, de darmwand raakt ‘lek’ en bacteriën dringen de bloedbaan in.
  • Te hoge voeropname of te veel aan nutriënten (te geconcentreerd voer)
    Als er onverteerd voer in de darm achterblijft groeit de bacterie daarop. Bij een beschadigde darm kan de bacterie vanuit de darm naar het bloed verplaatsen.
  • Te hoge bezettingsgraad
    Een hoge bezettingsgraad veroorzaakt stress bij de big, wat de weerstand verlaagt. Ook neemt de infectiedruk toe bij een hoge bezettingsgraad.
  • Plotselinge voerovergang
    Een abrupte overgang van de ene naar de andere voersoort geeft stress en druk op het maagdarmkanaal. Dit werkt negatief op de weerstand van de big.
  • Suboptimaal klimaat
    Een te lage omgevingstemperatuur of slechte ventilatie kan ervoor zorgen dat de big te veel energie kwijtraakt aan onderhoud. De weerstand is verzwakt. Een slecht klimaat kan er ook voor zorgen dat een big zich niet lekker voelt en als gevolg daarvan gaat oor- of staartbijten.
  • Wonden en naalden
    Wondjes zijn dé plek voor streptokokken om het lichaam binnen te dringen. Kapotte knieën door een ruwe vloer, beschadigde oren of staart door oor- en staartbijten, beschadigde huid door rangordegevechten. Via besmette naalden kun je bacteriën van de ene op de andere big of toom overdragen. 
  • Co-infectie met andere ziekteverwekkers
    Deze verlagen de weerstand, waardoor de big vatbaarder is voor streptokokkeninfecties.

Wat kun je tegen een streptokokkeninfectie doen?

Nu we weten hoe je een streptokokkeninfectie herkent en welke factoren de kans op een infectie vergroten, is het tijd voor actie. Wat kun je doen om een streptokokkeninfectie te voorkomen of verminderen?

1

Tip 1: Zorg dat alle biggen voldoende biest opnemen

Net als bij het voorkomen van E. coli-infecties is het belangrijk dat de pasgeboren big via de moeder voldoende weerstand mee krijgt. Lees ook deze tips voor goed biestmanagement.

2

Tip 2: Werk zo hygiënisch mogelijk

Laarzen ontsmetten

Draag schone kleding, ontsmet je laarzen per afdeling, was steeds je handen met zeep, reinig en desinfecteer zowel bedrijfsruimten als de dieren. Zorg voor maximale hygiëne bij behandelingen van biggen (tanden, castratie, injecties).

3

Tip 3: Hanteer een strikt all-in all-out-beleid

Reinig en ontsmet de afdeling tussen twee groepen door.

4

Tip 4: Beperk het overleggen van biggen in de kraamstal,

Hou tomen na spenen zo veel mogelijk bij elkaar en hou biggen van verschillende leeftijden uit elkaar. Zo voorkom je verspreiding van streptokokken tussen tomen of leeftijdsgroepen.

5

Tip 5: Optimaliseer het stalklimaat

In een ideaal stalklimaat voelt de big zich comfortabel en is hij geen extra energie kwijt aan het op peil houden van zijn lichaamstemperatuur.

6

Tip 6: Voorkom een té hoge bezettingsgraad

Te veel biggen in een afdeling of hok zorgt voor een hogere infectiedruk en meer irritatie of onrust onder de dieren met agressief gedrag en huidbeschadigingen als gevolg.

7

Tip 7: Hou andere infecties zoals PRRS en PCV2 onder de duim

Er zijn aanwijzingen dat infecties met influenza of PRRS de cellen in het ademhalingsgebied aantasten, waardoor streptokokken makkelijker kunnen hechten.

8

Tip 8: Verwijder aangetaste biggen uit de groep

Plaats deze in de ziekenboeg.

9

Tip 9: Maak met de dierenarts een behandelplan

Bacteriën zijn gevoelig voor antibiotica, bespreek met je dierenarts welke methode op jouw bedrijf het beste past. Hoe eerder de behandeling plaatsvindt, hoe groter de kans op genezing. Daarnaast kun je pijnstillers of ontstekingsremmers inzetten om de symptomen te verzachten. Ook is vaccinatie tegen streptokokken suis mogelijk. De GD kan een autovaccin (bedrijfsspecifiek vaccin) produceren. Bespreek de opties met je dierenarts.

Advies van het VIDA-team 

Wil je advies over voer-, water of managementmaatregelen die je op jouw bedrijf kunt nemen om E. coli of streptokokkeninfecties te voorkomen of aan te pakken? Schakel dan een van de biggenspecialisten van het VIDA-team in. Informeer hiernaar bij je eigen varkensspecialist of laat hieronder je gegevens achter, dan nemen wij contact met je op.

Aanvragen informatie Gezondheidsadvies

Lees in ons privacy statement hoe we omgaan met uw persoonsgegevens